News
» Read more news
Nieuwe CD uitgebracht 'Bach' | Een nieuwe CD is uitgekomen met solowerk van Bach.
Op Spotify is het te beluisteren: https://open.spotify.com/album/3WyhryyEEstILSDaTExuS5?si=uJ7ceIs3SH-bTlmgHaAzSA
Op Youtube is de suite BWV996 van dit album ook te zien en te beluisteren: https://www.youtube.com/watch?v=SOPC5Q6ToB4
Booklet tekst cd BACH |
Bach en de luit
(Emile Blomme/Enno Voorhorst)
‘Wat moet je nou met een luit?’, zal Anna Bach gevraagd hebben. ‘Je kunt er niet eens op spelen. En deze luit is ook nog eens heel duur, wel 20 thaler!’ Johann Sebastian, haar man, zal geantwoord hebben: ‘maar Anna, het is een prachtig en geliefd instrument. Dat heb je toch ook wel gehoord toen Sylvius Weiss er laatst op speelde?’
Bach had gelijk. In de 18e eeuw deed luitmuziek enorm opgang en hij had daarbij ook de nodige leerlingen die luit speelden: Johann Christian Weyrauch (1694-1771), Rudolf Straube (1717 -1780), Christoph Nichelmann (1717-1762) en Johann Ludwig Krebs (1713-1780). Hij zal er brood in gezien hebben om meer voor de luit te gaan componeren. De Leipziger boekhandelaar en uitgever Schouster had hem jaren eerder al gevraagd om een luitstuk dat nu bekend staat als de 3e luitsuite.
In augustus 1739 kwam Sylvius Weiss vier weken lang bij Bach op bezoek en naar alle waarschijnlijkheid hebben ze toen ook samen gemusiceerd. Bach op de viool en Weiss op de luit. Johann Elias Bach, neef van Johann Sebastian, die in die tijd ook zijn persoonlijk secretaris was, heeft beschreven dat er ‘hele mooie muziek’ in huize Bach klonk die zomer. Weiss was de belangrijkste luitist in die tijd en werd als een gelijke van Bach, Händel en Telemann gezien. Hij werkte aan het hof in Dresden en ontving daar een vorstelijk salaris, waarbij hij ook nog concertreizen kon maken. Hij was bevriend met de oudste zoon van Bach, Wilhelm Friedemann, die vanaf 1733 organist in de Sint Sophia’s kerk in Dresden was. Weiss schijnt zelfs Johann Sebastian voor een vriendschappelijke improvisatiewedstrijd te hebben uitgedaagd. Ze speelden fuga’s en fantasieën, wat zeker op de luit een groot vakmanschap vereist.
Bach zelf was een voortreffelijk violist en organist, maar ondanks het feit dat hij geen luit speelde, ademen zijn luitstukken toch de sfeer van het instrument, wellicht omdat ze op een lautenwerck gecomponeerd zijn? Een lautenwerck was een soort klavecimbel met darmsnaren dat een luit moest imiteren, je kon er zelfs een luitist mee voor de gek houden. Bach had er twee van. Om het geluid van de luit nog beter na te kunnen bootsen had hij zo’n instrument naar eigen specificaties laten bouwen door zijn vriend Zacharias Hildebrandt. ‘Maar je hebt toch al een lautenwerck?’, zal Anna gezegd hebben.
Naast originele werken voor de luit heeft Bach ook eigen composities omgezet voor de luit. Zo gebruikte hij voor zijn luitcomposities de fuga uit zijn eerste vioolsonate, de zesde vioolpartita en de vijfde cellosuite. De fuga uit zijn eerste vioolsonate is op deze cd te horen. Evenals de volgende stukken:
Sonate BWV1001
Toen Bach als jongeman tijdelijk aan het hof in Weimar werkte (1703), werkte daar ook Johann Paul von Westhoff, een beroemde violist. Zijn spel zal Bach geïnspireerd hebben om te gaan schrijven voor viool solo. Zelf was hij vooral beroemd om zijn virtuoze orgelspel en improvisaties, maar ook op de viool was hij zeer begaafd. Zijn zoon Carl Philipp Emanuel beschreef zijn spel als ‘netjes en krachtig’. Uiteindelijk werden dit zes sonates en partita’s. De fuga uit de eerste sonate is in Leipzig door Bachs vriend en luitist Johann Christian Weyrauch omgezet naar een luittabulatuur. Het handschrift van Bach dateert uit 1720 met op de titelpagina ‘Sei Solo’. Maar deze foute spelling (soli) zou ook een verwijzing kunnen zijn naar de dood van zijn eerste vrouw, Maria Barbara, die dat jaar overleed. ‘Sei solo’ betekent in het Italiaans namelijk ‘jij bent alleen’.
Allegro BWV1025
De luit was een populair instrument en Bach kende naast zijn luitspelende studenten en Sylvius Weiss, ook Adam Falckenhagen, Johann Kropfgans en waarschijnlijk David Kellner die 10 kilometer buiten Leipzig geboren was.
Suite BWV1025 is in 1740 door Bach geschreven voor viool en klavecimbel, gebaseerd op een luitsuite van Weiss die Bach de zomer ervoor gehoord moet hebben. Dit stuk was door Weiss in tabulatuur genoteerd. Het is een grepenschrift dat alleen luitisten konden lezen. Het zal wel de nodige tijd hebben gekost om de luitsuite op de ‘normale’ manier te noteren. Wellicht heeft de leerling van Weiss, Johann Kropfgans, samen met Wilhelm Friedemann Bach hierbij geassisteerd. Zij waren er namelijk ook bij die zomer.
Prelude BWV999
Deze kleine prelude in c-klein pour la Luth is een kopie van de hand van Johann Peter Kellner, vriend van Bach en zijn leerling aan de Thomasschule. Het doet denken aan de openingsprelude van het Wohltemperierte Klavier dat ook in de toonsoort C is geschreven en is gecomponeerd toen Bach werkte aan het hof van Köthen. C-klein is op de luit een onhandige toonsoort en daarom wordt BWV999 gespeeld in het meer praktische d-klein. Dit kan er ook op wijzen dat Bach het componeerde op zijn lautenwerck waarvan de C de laagste toon is, maar dat het in ieder geval voor de luit bedoeld was blijkt uit de aanwijzing pour la Luth.
Prelude BWV823
Het handschrift van BWV823 is opnieuw van Johann Peter Kellner. Het is met slechts 3 delen (Prelude, Sarabande, Gigue) waarschijnlijk niet af of incompleet. De baslijn is net zoals bij een luit minder virtuoos dan bij een klavecimbelpartij en ook de toonomvang past precies op een lautenwerck. Reden genoeg om te denken dat ook BWV823 gecomponeerd is op een lautenwerck met de luit in het achterhoofd.
Prelude BWV1007
Dit is de prelude van de eerste cellosuite en opnieuw ademt dit stuk de sfeer van de luit. De zes cellosuites zijn in Köthen geschreven waarvan Bach de 5e later heeft bewerkt voor luit. Op de voorpagina van deze bewerking draagt hij het werk op aan de eerdergenoemde Schouster. Op basis van het watermerk in het papier zou de bewerking van cello naar luit tussen 1727 en 1731 gemaakt moeten zijn. Er bestaat nog maar één cello-handschrift en dat is van zijn vrouw, Anna Magdalena. Vanwege de kleine verschillen wordt aangenomen dat Bach dit handschrift niet heeft gebruikt als basis voor de luitversie, maar een ander -verloren gegaan- eigen handschrift.
Suite BWV996
Tijdens zijn leven was Bach grotendeels in dienst van de kerk, maar van 1708 tot 1717 was hij werkzaam als hoforganist, kamermusicus en later concertmeester bij Willem Ernst, hertog van Saxen-Weimar. Daaropvolgend werd hij tot 1723 kapelmeester bij de vorst Leopold van Anhalt-Köthen waar helemaal geen plaats meer was voor kerkelijke muziek omdat de vorst calvinistisch was.
BWV996 is waarschijnlijk de vroegste luitsuite en gecomponeerd in de periode dat Bach in Weimar verbleef. Er bestaat geen handschrift van Bach zelf, wel is er een kopie van de hand van Johann Gottfried Walther, vriend en stadsorganist in Weimar.
De suite is gecomponeerd in Franse stijl wat voor die tijd nieuw en modieus was, sterk beïnvloed door Lodewijk XIV (1638-1715). De opleidingen die Bach kreeg waren traditioneel, de Franse stijl heeft hij zich als jongeman zelf eigen moeten maken. Vanaf z’n tiende, toen zijn ouders waren overleden, woonde hij bij zijn oudere broer Johann Christoph die organist was in Ohrdruf. Hij rondde daar het gymnasium in slechts vier jaar af en kreeg een beurs om in Lüneburg te gaan studeren aan de befaamde Ritteracademie. Hiervandaan is hij als tiener enkele keren 90 kilometer naar het hof van Celle gelopen. Dit hof was met de Française Eleonore d’Olbreuse als hertogin erg Frans georiënteerd. Ze had maar liefst 12 Franse musici in dienst. Met zijn schooluniform (inclusief zwaard!) werd Bach binnengelaten, want ze waren gastvrij voor studenten. Hij hoorde hier concerten en balletten en heeft zich deze stijl perfect eigen gemaakt. Later, aan de hoven van Weimar en Köthen heeft hij hier vervolgens dankbaar gebruik van gemaakt.
Als Bach voor een instrument schreef is het opvallend dat hij de speeltechnieken zo goed kende. Zijn werken gelden als instrumentaal hoogtepunt voor instrumenten als de viool, cello en fluit. De luit neemt hier een speciale plaats in omdat luitisten de muziek moesten aanpassen om het speelbaar te maken. Wat was dat dan toch met die luit? Hij hield van het instrument want hij bezat twee lautenwercken en een luit die vijf keer zo duur was als zijn eigen viool. Het heeft 253 jaar geduurd voordat in 1993 ontdekt werd dat de klavecimbelpartij van BWV1025 een kopie is van luitsuite SC 47 van Weiss. Het is daarmee wel duidelijk dat Bach een diepere relatie met de luit had dan tot op heden wordt gedacht.
read more
new CD 840 | goeie recensie van de nieuwe CD 840 in Audiophile Sound
read moreAgenda
» View more concerts- 24November Muziek in Waddinxveen, Waddinxveen
- 23February Stichting Alhambra, Alkmaar
- 20March Veur Theater, Leidschendam